Dan het tweede grote onderscheid ten opzichte van de coupé die ik gereden heb: de bak. De M-DCT bak is er een van de nieuwe generatie, dus met natte dubbele koppeling en 7 versnellingen. Hij kent twee standen: of handmatig schakelen via pook of flippers, of volledig automatisch. In elk van de twee standen heb je 6 verschillende schakeltempi tot je beschikking. Als je hem als automaat rijdt doet hij boven verwachting goed zijn werk. Hij wisselt verzet als een black jack dealer in het casino die zijn kaarten schudt: snel, behendig en comfortabel. Erg handig is ook dat wanneer je volledig tot stilstand komt de auto niet kruipt, tenzij je een teentje gas geeft. Dan begint hij alsnog te kruipen en kruipt dan ook door als je geen gas geeft. Erg ontspannen in de file. Schakel je over naar de manuele modus, dan is het een sportbak pursang. In de snelste stand verdient het daarbij de voorkeur om iets te liften bij het overschakelen want doe je dat niet, dan wordt de volgende versnelling er met een klap in gerost. Dat gaat zo hard dat DSC of bestuurder af en toe moet ingrijpen door bij te sturen om een (grote) stap opzij van de kont op te vangen. Het schijnt overigens opzettelijk in de programmatuur geprogrammeerd te zijn om de SMG fetishisten tevreden te houden. Tussengas bij terugschakelen verzorgt de bak ook, maar naar mijn smaak doet hij dat tamelijk bescheiden. De moddervette gasstoten zoals bijvoorbeeld de PDK in de Panamera die kent blijven namelijk uit. Gelukkig staat het je als bestuurder vrij om, al dan niet side flippend, de Beierse electronica een handje te helpen.
Hoe dat bevalt in de praktijk? Eigenlijk boven verwachting goed! Doordat de 7 versnellingen in de M-DCT bak korter zijn en dichter bij elkaar liggen dan de versnellingen van de handbak is de motor vaker beter bij de les. Volgas dooraccelererend terwijl electronica en bak samen de ene versnelling na de andere razend snel inleggen wordt de indruk gewekt dat de auto sneller is dan de coupé met handbak, ondanks diens gewichtsvoordeel. Op bochtige binnenwegen kun je daarnaast ook nog eens je handen aan het stuur houden, waardoor je de limieten van het onderstel nog makkelijker opzoekt. Ga je over die grenzen heen en ga je met het M-DCT uit aan het “strepen schilderen”, dan is het handig opschakelen in de drift. Doe je dat hoog genoeg in toeren, dan kun je de drift gewoon voortzetten. Aan het eind van de dag miste ik de handbak evengoed toch. Want hoewel de voordelen van een M-DCT bak evident zijn, mis ik toch dat laatste ultieme stukje interactie. De voldoening van perfect schokvrij door de versnellingen, of je nou rustig door een dorpje toert of “volle polle” in attack modus op een serie bochten afdendert. Met de M-DCT bak houd je rekening met wat de electronica voor je aan het organiseren is. Ik organiseer liever zelf.
De vorige proefrit was te kort om het onderstel grondig te testen. Daar was nu meer tijd voor. Ook met deze cabrio variant is het bijzonder eenvoudig om de hooligan uit te hangen. Maar, waar ik de vorige keer gevrijwaard dacht te zijn van onderstuur, kwam ik dat nu toch een aantal keren tegen. Echt storend is het niet: het is een extra signaal dat je dicht op de limiet zit. Het is dan ook geen nukkig “eindeloos” onderstuur: met een beetje gas bij trap je er zo doorheen. Het variabel sperrend differentieel viel me dit keer in negatieve zin op: het spert pas nadat een achterwiel wat grip verloren heeft. De overgang van neutraal naar overstuur is dan ook best rap en niet erg “zuiver”. Je duikt enthousiast een bocht in en de neus glijdt een beetje naar buiten. Vervolgens geef je gas bij om door dat onderstuur heen te komen. Het binnenste achterwiel verliest dan een beetje grip, waarna het diff wakker wordt en aan de slag gaat, met als gevolg dat relatief plots beide achterwielen grip kwijt zijn. Exact genoeg tegen sturen, met gevoel gas geven en je kunt de hierdoor ingezette powerslide naar believen af maken en zo lang maken als je wil of als de weg toe staat. Het is allemaal prima op te vangen en wordt goed medegedeeld door met name de “seat of the pants”, maar voor mij mag het wat organischer, met een sperdiff met een bepaalde hoeveelheid voorspanning bijvoorbeeld. De overgang naar overstuur zou daarmee een stuk vloeiender zijn. Evengoed blijft het een heerlijk brulijzer: als de auto eenmaal schuin staat en het diff eenmaal spert is de hoogtoerige V8 je beste vriend en trekken de Michelins op de achteras keer op keer aan het kortste eind. Ondanks het hoge gewicht is een combinatiedrift ook zo gelegd: de lichte en snelle besturing helpt daarbij prima. Kortom, dikke pret! Als je deze kant van het onderstel eenmaal ontdekt hebt en je gaat voor nette, snelle lijnen, dan is het initiële onderstuur te verhelpen door een klein beetje gas te liften vlak na het insturen. Als de neus eenmaal richting apex duikt en je, met een gevoelige gasvoet, tegen de gripgrens van de achteras aan, snel de bocht uit accelereert, wordt duidelijk dat deze auto ook gewoon ontaard snel van a naar b kan.
Ik heb genoten van deze auto, dat mag duidelijk zijn. De grote gangmaker van dit ///M feestje blijft de motor. Hij vroeg tijdens de 300 kilometer die ik reed ruim 60 liter brandstof, maar daar krijg je zowel qua vermogen als geluiden ontzettend veel voor terug. Mocht ik ooit naar een e9x M3 op zoek gaan, dan wordt de mijne geen cabriolet. Met de kap dicht is hij welliswaar relatief stil en ook nog eens mooi afgewerkt, met de kap open ontwaar je heel afentoe toch een kleine siddering in de stuurkolom en a-stijl. Om het allemaal nog erger te maken is de cabrio ook nog eens 150 kg zwaarder en dat voel je maar al te goed. Leuk hoor open rijden, maar wat mij betreft niet ten koste van de dynamische kwaliteiten. De laatste “nail in the coffin” is het uiterlijk. Met de kap dicht oogt de auto met name drie kwart van achter erg lomp, naar mijn mening. Nee, ik zou gaan voor een sedan, met handbak, met schuifdak, met een beetje camber op de vooras en een Klappenauspuff, zodat je wanneer je dat wil heerlijk kunt bulderen en wanneer de buitenwereld dat niet wil, je ook stilletjes kunt genieten.