BMW reikt Mercedes-Benz de hand - 30-09-2007
Als Daimler interesse heeft, dan staat de deur open’. Dat is de reactie van BMW topman Norbert Reithofer op de vraag of deze concurrent zich aan kan sluiten bij de joint venture tussen zijn concern en PSA op het gebied van 4 cilinder benzinemotoren. Christian Streiff, topman van het Franse autoconcern, heeft reeds zijn voorkeur uitgesproken voor Mercedes-Benz als 3e partner omdat zo synergievoordelen kunnen worden gerealiseerd. Ongeacht de reactie van Daimler, zal BMW de direct ingespoten 1,6 liter motor (uit de Mini en de Peugeot modellen 207 en 308) in de toekomst gaan leveren in de 1-serie. Hiermee wordt dit model het eerste type BMW dat niet over een geheel in eigen beheer ontwikkelde en gebouwde benzinemotor zal beschikken. Volgens Reithofer is dat geen enkel probleem, want de motorkarakteristiek zal zó aangepast worden dat de klant de krachtbron als een ‘op en top’ BMW motor zal ervaren.
Reithofer staat positief over samenwerking met Daimler omdat het rendement bij BMW onder druk staat. Momenteel is Mercedes-Benz zelfs winstgevender, maar dat komt volgens de topman omdat de 7-serie in zijn laatste volle productiejaar zit. ‘Zodra dit model en de 5-serie zijn vernieuwd (2008 resp. 2009), zullen wij qua rendement weer in de pas lopen’, zo voorspelt Reithofer.
Los hiervan wil de Reithofer het rendement bij BMW opkrikken door fors te besparen op onderzoek en ontwikkeling. Volgens de topman kan dit zonder gevaar gebeuren omdat er de afgelopen jaren veel is geïnvesteerd in nieuwe technieken, waaronder Efficient Dynamics. Daarnaast wil Reithofer in de toekomst nieuwe modellen volgens het bouwkasten principe gaan ontwikkelen. Dat betekent dat de 1-serie, 3-serie, de Z4 en de X3 één gezamenlijke basis krijgen. Dit heeft ook voordelen bij de productie, want de vier modellen kunnen dan relatief makkelijk op één productielijn worden gefabriceerd. Dit maakt de fabrieken van BMW veel flexibeler. Momenteel wordt de Z4 in de Verenigde Staten gebouwd, terwijl de productie van de X3 is uitbesteed aan Magna Steyr in Oostenrijk.
Duitsland blijft het belangrijkste productieland voor BMW, maar Reithofer laat weten dat de productie de afzet moet volgen. Dit betekent dat met name de bouwcapaciteit in het buitenland de komende jaren flink zal worden uitgebreid. De Amerikaanse fabriek in Spartanburg krijgt een belangrijkere taak en in China wil BMW de komende jaren ruim 30 % meer auto’s gaan bouwen. De nieuwe Progressive Activity Sedan zal echter ‘gewoon’ in Duitsland gebouwd gaan worden omdat marktonderzoek zou hebben uitgewezen dat Europa de belangrijkste afzetregio voor dit model is. Dit in tegenstelling tot de X6, waarvoor men vooral in de Verenigde Staten afzetmogelijkheden ziet.
Voor wat betreft het vierde automerk dat de BMW Groep in de toekomst wil gaan voeren, treedt Reithofer niet in detail, maar hij licht tóch een tipje van de sluier op: de marktintroductie van het nieuwe merk is vooral ingegeven door het feit dat BMW vanwege de populariteit in de Verenigde Staten aldaar is aangemerkt als Large Vehicle Manufacturer. Dit houdt de verplichting in om in de toekomst een model aan te bieden dat enkel op de accu kan rijden. De Toyota Prius voldoet reeds aan het criterium, evenals de in 2010 te introduceren Chevrolet Volt. Reithofer ziet technisch geen enkel probleem voor een dergelijk model, maar heeft twijfels of het verstandig is om een dergelijk model onder BMW label aan te bieden. Uit zijn woorden valt op te maken dat BMW bovenal een sportief imago dient te houden en dat de hybride en/of elektrische auto op termijn kan uitgroeien tot een complete modellijn, net zoals Toyota met Prius van plan is. Dit verklaard waarom Reithofer bedankt heeft voor Volvo: dat merk staat immers voor andere kernwaarden dan ‘schoon’ en ‘milieuvriendelijk’. Mogelijk creëert BMW dus een nieuw merk, à la het vermaledijde Smart.