Wederom een goed NRC artikel;
Waarom de Duitsers gelijk hebben over de economie
Economie is onderdeel van de ethiek of behoort dat te zijn. Dat vraagt om een visie die ondeugd bestraft en deugd beloont, aldus Gideon Rachman.
Gideon Rachman
22 december 2017
Gideon Rachman is buitenlandcommentator van de Financial Times. Dit artikel verscheen eerder in die krant.
Op het hoogtepunt van de eurocrisis merkte de Italiaanse oud-premier Mario Monti graag op dat het probleem deels in het feit lag dat „de economie voor de Duitsers nog altijd onderdeel van de ethiek was”. Hij suggereerde daarmee dat de Duitsers de neiging hebben de schuldvraag te stellen in plaats van het probleem te verhelpen – waarna er nog eens op werd gewezen dat het Duitse Schuld een morele en financiële betekenis heeft, net als in het Nederlands trouwens.
Echter, de Duitsers hebben gelijk. Economie ís onderdeel van de ethiek, of behoort dat te zijn. Politici moeten meer doen dan economische groei realiseren. Ze moeten de kiezers ook een economische visie bieden die ethisch zinvol is, waarin deugd wordt beloond en ondeugd bestraft. Sinds de crisis van tien jaar geleden zijn veel westerse politici dit vermogen kwijtgeraakt. De overtuiging dat het economische systeem onrechtvaardig is, heeft, zowel links als rechts populisme aangewakkerd.
De idee dat de economie in een ethisch systeem moet wortelen, is niet nieuw. Adam Smith, misschien wel de belangrijkste economische denker aller tijden, was hoogleraar ethiek in Glasgow. Zijn befaamde observatie dat individuen die hun eigen belang dienen óók bijdragen aan het algemeen belang, wordt geschraagd door een theorie van morele sentimenten. Marx’ volgelingen gingen de barricaden op omdat ze geloofden dat het communisme moreel verheven was boven het kapitalisme – niet omdat ze bezield waren door de marxistische economie. Friedrich Hayek, een bevlogen anti-marxist die de Nobelprijs voor de Economie won, was ook een moraalfilosoof. In The Road to Serfdom hield hij een ethisch pleidooi tegen overheidscontrole over de economie.
Tot aan de schokken van 2008 hadden de westerse politici van het midden een ethisch coherente visie op de economie. Dat bracht hun verkiezingssucces. Een vrijemarkteconomie beloonde inspanning en spreidde kansen. Mondialisering werd verdedigd als moreel project, omdat het ongelijkheid en armoede over de hele wereld zou verminderen. Maar na de crisis raakten de ‘globalisten’ (een Trumpiaanse term) gaandeweg hun morele argumenten kwijt. Dat banken werden gered terwijl de levensstandaard stagneerde, botste bij veel kiezers met hun idee van natuurlijke gerechtigheid. Toen aan de top van een failliet systeem niemand de gevangenis inging, werd de deur geopend voor een politicus als Trump, die stelde dat „het systeem verstoord was”.
Illustratie Hajo
Het welslagen van zijn belastinghervormingen zal afhangen van de vraag of hij de kiezers ervan weet te overtuigen dat het systeem dankzij hem eerlijker wordt. De Republikeinse opvatting is dat het nieuwe stelsel hard werken zal belonen en de last van de staat zal verminderen. Het antwoord van de Democraten is dat de belastinghervormingen het systeem verder zullen verstoren ten gunste van de rijken.
De meeste Amerikanen lijken het met de stelling eens te zijn dat Trumps belastinghervormingen vooral ten goede van de rijken komen. Als dat de heersende opvatting wordt, zouden de kiezers van het rechtse populisme van Trump kunnen overstappen op het linkse populisme van Bernie Sanders en Elizabeth Warren. Zij sloegen in hun campagnes munt uit het gevoel dat het systeem is verstoord. En ze richtten zich op onrechtvaardigheid tussen generaties, die veel jonge kiezers belast met studieschulden en onzekere banen.
Deze discussies weerklinken niet alleen in de VS. In het Verenigd Koninkrijk is het vaandel van het rechts-populisme gegrepen door de UKIP van Nigel Farage en Brexiteers, terwijl de macht in Labour is overgenomen door het links-populisme van Corbyn. In Frankrijk hebben het rechtse en linkse populisme van Le Pen en Mélenchon in de eerste ronde van de presidentsverkiezingen samen 40 procent van de stemmen veroverd. Zo’n 50 procent van de Franse, Britse en Amerikaanse kiezers laat zich inmiddels verleiden door populisten die tegen het systeem zijn. In Duitsland daarentegen behalen die politici nog altijd minder dan een kwart van de stemmen. Deels door het succes van de Duitse economie. Maar ook omdat Merkel besefte dat ze in haar aanpak van de eurocrisis rekening moest houden met het ‘rechtvaardigheidsgevoel’ onder de gewone kiezer.
Veel economen in de VS en Zuid-Europa waren van mening dat de crisis alleen op te lossen was door een groot deel van de Griekse schuld af te schrijven. Ook stelden ze dat de crisis meer te wijten was aan de Duitse bankiers dan aan de Griekse gepensioneerden. Maar Angela Merkel besefte dat ze niet van de hardwerkende Duitsers kon vragen de schulden van de verkwistende Grieken af te schrijven. Ze kon enkel vooruitgang boeken door fundamentele denkbeelden over inspanning en beloning te eerbiedigen.
Een generatie westerse politici is opgegroeid met in hun hoofd de weerklank van Clintons leuze ‘It’s the economy, stupid’. Maar in de huidige politiek draait ‘de economie’ niet alleen om groei. Ze draait ook om rechtvaardigheid.